Hanneke de Graaf is als senior onderzoeker verbonden aan Rutgers, het bekende Nederlandse expertisecentrum voor seksualiteit met een lange geschiedenis (NVSH, NISSO). Ze is projectleider van een paar grote bevolkingsonderzoeken zoals Seks onder je 25ste.
Ook dit rapport gaat over de kwestie van seksualisering door de media, waarover in de westerse wereld in die jaren een enorme discussie woedde. Het wordt hier iets anders geformuleerd, maar seksualisering heeft dus te maken met de beeldvorming in de media en de invloed van die beeldvorming op mensen, met name jongeren.
De Graaf is kritisch. Er wordt niet meteen meegehuild met de wolven in het bos zogezegd.
"Meisjes en vrouwen worden vaak afgebeeld als ‘lustobject’, jongens en mannen als dominant, vrouwonvriendelijk en onderdrukkend. Daarbij ligt een sterke nadruk op een mooi en sexy uiterlijk, vooral voor meisjes en vrouwen. (...) Jongeren worden hierbij gezien als een groep die extra kwetsbaar is... (...) Aanwijzingen zijn er genoeg, maar er is nog geen bewijs dat seksueel getinte beelden in de media een negatief effect hebben op de attitudes en het gedrag van jongeren. De literatuurstudie van de APA Taskforce (2007) schetst weliswaar een verontrustend beeld voor de Verenigde Staten, maar het is niet gezegd dat de beschreven verbanden repliceerbaar zijn in Nederland, waar een liberaal seksueel klimaat bestaat (Braeken, Rademakers & Reinders, 2002). Bovendien blijven jongens in de APA-studie geheel buiten beschouwing." [mijn nadruk] (1)
"Daarnaast is het zo dat seksualisering zich niet alleen in de media manifesteert, hoewel de maatschappelijke discussie anders doet vermoeden. Denk bijvoorbeeld aan ouders die veel waarde hechten aan het uiterlijk van hun dochter of die meebetalen aan plastische chirurgie, of aan de druk in de vriendengroep om er goed uit te zien." [mijn nadruk] (2)
Het niveau van die Amerikaanse studie is inderdaad bedroevend kritiekloos. De Graaf doet dat heel wat beter. Ze schenkt veel aandacht aan definities, aan of er bewijs is voor beweringen, of onderzoeken bepaalde eenzijdigheden hebben, welke richting samenhangen / oorzaak-gevolg-relaties uitgaan, en zo verder. Hoofdstuk twee (Literatuuronderzoek) en hoofdstuk drie (Secundaire analyses) zijn wat dat betreft echt geweldig.
Haar definitie van seksualisering en objectivering is als volgt:
"Aan de ene kant richt de discussie zich op de overmaat aan eenzijdige, gender stereotiepe, seksueel getinte uitingen in de media. Dit benoemen wij als seksualisering. (...) Wij noemen deze overmatige belangstelling voor iemands lichaam of uiterlijk, in combinatie met een beperkte aandacht voor andere kenmerken van die persoon: objectivering."(3)
Maar ook bij haar hier zie je aan de formuleringen hoe normatief die hele kwestie is: "overmaat aan .... eenzijdige, gender stereotype, seksueel getinte ... geïdealiseerde beelden". Wanneer is er sprake van overmaat? Wanneer is beeldvorming eenzijdig of stereotiep of geïdealiseerd of seksueel getint? Dat hangt af van waarden en normen. Dat maakt het lastig om van die beeldvorming in de media te zeggen of die 'invloed' heeft, of er een 'verband' of 'samenhang' is, of er zelfs sprake is van oorzaak-en-gevolg-relaties.
De vraag is — net als bij onderzoek naar beelden van geweld in de media — of jongeren wat ze zien als voorbeeld zien en overnemen in hun houding en gedrag. Dat ze daardoor dus gewelddadiger worden, of eerder aan seks gaan doen, of vrouwvijandiger worden, en zo verder. Dit hoofdstuk geeft een goed overzicht van de stand van zaken wat betreft allerlei media.
"In reactie op de gangbare theorieën, zoals die hiervoor zijn beschreven, houden onderzoekers er tegenwoordig steeds meer rekening mee dat kinderen en jongeren actieve gebruikers zijn van media-inhouden en dat zij zelf min of meer bewuste keuzen voor de media maken. Ze zijn geen passieve consumenten die het media-aanbod over zich heen laten komen, maar zijn actief bezig de beelden van de media te begrijpen en in te passen in hun begrip van zichzelf en van de wereld om hen heen." [mijn nadruk] (17)
Dat lijkt me een grote vooruitgang. Maar ik denk wel dat we niet te snel moeten generaliseren: niet alle jongeren hebben dezelfde vermogens om te kiezen, dat soort handelingsbekwaamheid ('agency') wordt ook bepaald door persoonlijkheid, intelligentie, milieu, opleiding, en dergelijke en kan dus van persoon tot persoon en van groep tot groep verschillen. Ook De Graaf heeft het over die nuances en verschillen.
Je ziet in dit literatuuronderzoek goed terug wat De Graaf al eerder noemde: de media zijn maar één factor, de normale contacten met ouders, school, vrienden en vriendinnen bevestigen ook al lang traditionele rolverdelingen, het is bijna niet apart te onderzoeken.
"Het Media Practice Model houdt echter geen rekening met andere factoren die het beïnvloedingsmodel kunnen sturen, zoals leeftijdgenoten, broers en zussen, ouders, school of religie en cultuur. De media kunnen immers niet gezien worden als de enige en ultieme scheppers van waarden en normen. (...) Ouders, vrienden, broers en zussen en professionele opvoeders hebben ook los van de media een directe invloed op jongeren en kunnen ook op die manier de seksualisering bij jeugdigen sturen, versterken of tegengaan. De ideeën die ouders huldigen over mannen- en vrouwenrollen zijn bijvoorbeeld een belangrijke determinant van hoe kinderen daarover denken en welke rol zij voor zichzelf zien." [mijn nadruk] (18-19)
"De vele internationale inhoudsanalyses van vooral televisie en tijdschriften, en in mindere mate bioscoopfilms, games en internet, laten in het algemeen zien dat er relatief veel aandacht in de media is voor seksualiteit, relatievorming en uiterlijk en dat dat aanbod doorgaans weinig van doen heeft met de realiteit van alledag. Mannen en vrouwen worden beide in stereotiepe rollen neergezet met verschillende aandacht voor uiterlijk en prestaties. Ook lijkt het er volgens de vele buitenlandse studies sterk op dat er heden ten dage meer sprake is van een geseksualiseerd beeld in de media dan een of twee decennia terug. Voor de Nederlandse situatie moet echter geconstateerd worden dat er geen actuele en precieze cijfers voorhanden zijn over hoe vaak de televisie, bladen, games en internet geseksualiseerde beelden aan jongeren tonen." [mijn nadruk] (29)
Als ik dat overzicht van al die studies zo lees, dan kan ik me nauwelijks voorstellen dat de media geen enorme invloed hebben op jongeren, vooral door de voortdurende stereotypering en objectivering. Maar een indruk is nog geen bewijs. Jongeren zijn ook niet op hun achterhoofd gevallen en weten zoals gezegd vaak wel te onderscheiden tussen wat de media roepen en de relaiteit van alledag. De Graaf concludeert:
"Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de correlationele en experimentele studies erop wijzen dat het consumeren van media waarin een stereotiep beeld wordt gegeven van mannen of van vrouwen samen kan gaan met meer traditionele opvattingen over mannen en vrouwen of met meer geseksualiseerde opvattingen."(37)
"Gepubliceerd onderzoek naar de mogelijke invloed van tijdschriften op het seksgedrag van jongeren is er niet of nauwelijks. De meeste onderzoeken zijn ook cross-sectioneel van aard en geven dus alleen inzicht in mogelijke verbanden, niet in feitelijke invloeden."(38)
"Een van de belangrijkste conclusies is dat empirisch Nederlands onderzoek naar seksualisering van jongeren zeer gewenst is, omdat onderzoek naar de Nederlandse situatie spaarzaam is. De overgrote meerderheid van de wetenschappelijke literatuur behandelt resultaten die zijn verzameld onder Amerikaanse jongeren."(42-43)
Over haar eigen kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek ben ik minder tevreden. Er valt wat af te dingen op de methoden van onderzoek, de populatie, de selectie, de werkwijze. De werving verliep bijvoorbeeld via de ouders.
"Daarnaast was op deze wijze direct de toestemming van de ouders verkregen (een ethisch vereiste bij het doen van onderzoek naar dit thema onder jonge adolescenten)."(53)
Het nadeel daarvan is evident en zij noemt dat zelf ook. Wat een waanzinnig idee, dat ouders bij minderjarige kinderen toestemming moeten geven voor het onderzoek. Wat heeft dat nu met ethiek te maken? Dat is geen ethisch vereiste, maar een politieke en juridische inperking van onderzoek. Alsof jongeren tussen de 12 en 17 jaar dat zelf niet kunnen beslissen.
"De resultaten uit dit kwantitatieve onderzoek geven weinig reden tot ernstige zorgen. Het percentage jongeren dat ervaring heeft met geslachtsgemeenschap is laag en ervaring met controversiële vormen van seks (zoals breezerseks en cyberseks) en grensoverschrijding komen slechts bij een zeer kleine minderheid voor. Attitudes ten aanzien van seks zijn ook behoudend te noemen: zowel ouders als kinderen vinden het over het algemeen verkeerd om seks te hebben om de seks of met iemand op wie je niet verliefd bent. Seks in ruil voor een drankje, het tonen van borsten of geslachtsdelen voor de webcam en het dwingen van anderen tot seks wordt nog sterker afgekeurd. Daarnaast hebben de meeste jongeren een realistisch beeld van media-inhouden, een positief seksueel zelfbeeld en lichaamsbeeld en weinig psychosociale problemen. Mogelijk zijn deze positieve resultaten (gedeeltelijk) toe te schrijven aan de wijze waarop de steekproef is geworven en samengesteld." [mijn nadruk] (77)
Wat een rare conclusie. Dus als jongeren meer seks hebben moeten we ons zorgen maken? Wat een waardeoordeel is dat. En natúúrlijk heeft die selectie enorme invloed gehad: jongeren uit behoudende milieus met behoudende opvattingen, het is niet erg raar.
"Oorspronkelijk is gekozen voor de methode van individuele interviews en focusgroepen. Gezien de noodzaak tot kostenbesparing zijn de interviews komen te vervallen en is gekozen voor focusgroepen."(83)
Ja, het mocht natuurlijk weer niets kosten ... Typisch. En dan ook nog eenzijdige keuzes: alleen VMBO, op één persoon na alleen maar allochtonen, en 21 van de 28 personen zijn daarvan Turks en Marokkaans en hebben dus een islamistische achtergrond die lijfelijkheid veroordeeld.
Het niveau van de reacties in die focusgroepen is bedroevend laag, er is nauwelijks reflectie. Alle bekende zaken komen meteen naar voren: jongens worden geil van de mediabeelden en meisjes niet (zeggen ze), jongens zijn op seks uit en meisjes niet, jongens letten vooral op uiterlijk en meisjes op het innerlijk, jongens zijn ongevoelig en weinig subtiel en meisjes veel meer (lijkt het), jongens masturberen wel en meisjes niet, meisjes denken aan hun reputatie / willen niet als slet gezien worden en jongens niet, en zo meer. Sociale wenselijkheid in de antwoorden is een groot probleem. Wel interessant:
"De meisjes in beide groepen benadrukken gedurende het gesprek verschillende malen dat iedereen anders omgaat met beelden van seks in de media. Volgens hen heeft iedereen hierin een eigen keuze.(...) De meisjes in de eerste groep zeiden dat ze geen behoefte hadden aan meer informatie of gesprekken over dit thema. Wel vonden ze het interessant om te praten over de ongelijkheid tussen meisjes en jongens. Daar praten ze onderling ook veel over. Ook in de tweede groep werd er vaak over dit thema gesproken. Het praten over het thema seksualiteit vonden beide meisjesgroepen ook erg interessant. Maar de rol van de media vinden ze minder boeiend." [mijn nadruk] (90)
Goed gezien van die meiden. De machtsongelijkheid en de dubbele moraal tussen de seksen zijn voor hun veel belangrijker en goed geïnformeerd zijn over seksualiteit ook. Dat kan ook echt gerealiseerd worden in de praktijk. Dat zou die meiden weerbaarder maken, al zouden ze ook meer problemen krijgen met hun ouders, mannen, de islam, hun geloof, en zo verder, want dat is wat emancipatie doet. Waar ze niets aan kunnen doen is aan het kapitalisme, de marketing, de media. Dat is abstract en ver weg. Hierna de jongensgroepen. Precies wat je verwacht en conservatief over mannen en vrouwen.
Ik kreeg een gemengde indruk van dit rapport. Tot en met hoofdstuk drie vind ik geweldig wat ik lees. Maar het deel dat eigen onderzoek weergeeft over hoe jongeren reageren op de beeldvorming in de media is niet zo indrukwekkend. Met name het kwalitatieve deel schiet nogal tekort.