>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Waarden en normen

Begrippen: Normaal en abnormaal

Binnen het kader van sociale normen wordt bepaald gedrag beoordeeld als 'normaal' en ander gedrag als 'abnormaal'.

De laatste term heeft een dermate negatieve gevoelswaarde gekregen dat men tegenwoordig eerder de termen 'afwijkend', 'onaangepast', of - meer technisch - 'deviant' gebruikt.

Wanneer het gedrag van een individu of van een groep mensen bestempeld wordt als 'normaal' wordt bedoeld dat dat gedrag in overeenstemming is met de maatstaven voor gedrag die de beoordelaar(s) belangrijk vinden. Wanneer dat gedrag bestempeld wordt als 'abnormaal', 'afwijkend', 'onaangepast' of 'deviant' geldt het omgekeerde: het beoordeelde gedrag van dat individu of die groep mensen is juist niet in overeenstemming met de maatstaven voor gedrag van de beoordelaar(s).

Relativisme?

Vanuit de boven beschreven gedachte dat verschillende maatschappelijke groepen er verschillende gedragsregels (= maatstaven voor gedrag, = sociale normen) op na kunnen houden lijkt het inmiddels zo dat wat 'normaal' of 'abnormaal' heet voor het gevoel van veel mensen maar betrekkelijk is. Wat de ene culturele of maatschappelijke groep normaal vindt kan door een andere culturele of maatschappelijke groep als volstrekt abnormaal ervaren worden, afhankelijk van de sociale normen die binnen die groepen gehanteerd worden.

Deze gedachte is tegelijkertijd waardevol (vanuit het streven naar tolerante verhoudingen tussen culturele en maatschappelijke groepen) en naïef dan wel onuitgewerkt. Het verdient aanbeveling verder te kijken.

Want in de eerste plaats is met die gedachte niet duidelijk dat maatschappelijke machtsverhoudingen en interne groepsprocessen een grote rol spelen in de bepaling van wat normaal en abnormaal heet.

In de tweede plaats wordt met die gedachte de suggestie gewekt dat iemand geheel vrij is om af te wijken van de sociale normen van zijn of haar eigen oorspronkelijke groep of om aansluiting te vinden bij de sociale normen van een andere culturele of maatschappelijke groep. En dat is zeker onwaar.

En in de derde plaats wordt vergeten te wijzen op de ingewikkelde problemen die ontstaan wanneer verschillende groepen met verschillende sociale normsystemen in maatschappelijke situaties als onderwijs, gezondheidszorg, en dergelijke met elkaar om (moeten) gaan ondanks die verschillende gedragsregels.

Een simpel relativisme helpt dan niet erg om die problemen op te lossen. Het derde punt bespreek ik in het onderdeel Tolerantie waar het gaat over absolutisme en relativisme. Op de eerste twee punten wil ik hier nog iets verder ingaan.

Normaliseren

Wat normaal of afwijkend gedrag genoemd wordt hangt altijd af van de sociale systemen (gezin, familie, crèche, school, vriendenkring, sportclub, politieke stroming, werk, etc.) waarbinnen dat gedrag plaatsvindt. En sociale systemen willen 'normaliseren': normaal maken, mensen aanpassen aan de normen van dat sociale systeem. Die neiging om afwijkend gedrag te normaliseren kan schijnbaar neutraal en functioneel beschreven worden, zoals Parsons doet. Maar dan verdwijnt het machtsaspect uit beeld: dominante personen in een groep of - op hoger niveau - dominante groepen in de samenleving hebben baat bij dat normaliseren. Daarom zullen ze zich verzetten tegen elke verstoring van de status quo of zullen die verstoring zo hanteren dat het hen niet in hun belangen schaadt of zelfs tot voordeel strekt. Vandaar dat groepen of individuele personen die zich afwijkend gedragen worden gestigmatiseerd, geïsoleerd, en buitengesloten.

Het begrip 'normaliseren' krijgt dan toch een heel andere betekenis. Iedereen of iedere groep die er andere sociale normen op nahoudt en daarmee gedrag vertoont dat afwijkt van de dominante sociale normen loopt het risico dat dominante personen of groepen alle machtsmiddelen (brandmerken, negeren, opsluiten, vernederen etc.) mobiliseren tegen de afwijkers. En het doet er ook helemaal niet toe of mensen zich afwijkend gedragen door lichamelijke ziekte, psychische problematiek, of een onaangepaste sociale leefwijze. Van gevoelens van betrekkelijkheid van waarden en normen is blijkbaar weinig sprake bij mensen die een machtspositie hebben. En dat zou iedereen aan het denken moeten zetten.

Interessante bronnen hierover

Veel auteurs hebben een bijdrage geleverd aan het duidelijk maken van de hier beschreven maatschappelijke mechanismen. Ik kan op deze plaats geen diepgaande uitwerking neerzetten van de rol die waarden en normen spelen in het benoemen van gedrag van mensen als 'normaal' of 'abnormaal'. Wél wil ik wat literatuur noemen die een rol speelt rondom die thematiek van 'normaliseren' of 'de reglementering van het handelen' zoals het ook wel genoemd wordt.

Historisch belangrijk zijn nog steeds Geschiedenis van de waanzin (1982) en andere boeken over de reglementering van het handelen van Michel FOUCAULT. Vanuit het symbolisch interactionisme in de sociologie moeten op dat punt Asylums (1961) en Stigma (1964) van Erwin GOFFMAN genoemd worden. Daarnaast is er vanuit een marxistische maatschappijvisie H. Ph. MILIKOWSKI (1977) Lof der onaangepastheid. Verder zijn er in de hoek van de (anti-)psychiatrie auteurs geweest als Thomas SZASZ en LAING, die de vloer hebben aangeveegd met het normaliteitsbegrip in de psychiatrie. Ivan ILLICH is een auteur die - net als Foucault - maatschappelijke instituten bekritiseert vanuit het perspectief dat allerlei groepen in de samenleving aangepast worden aan de waarden en normen van dominante groepen als medische of andere zogenaamde deskundigen.

Afwijken

Ook over de mogelijkheid van het afwijken van de sociale normen van een groep valt meer te zeggen. Gedragsregels variëren van alledaagse gewoontes (bijvoorbeeld voor hoe je een ander hoort te begroeten) tot morele voorschriften (bijvoorbeeld voor hoe je je ouders hoort te onderhouden wanneer dat nodig is). Sinds Sumner worden de eerste gedragsregels (etiquette-regels, alledaagse gewoontes en rituelen) wel 'folkways' genoemd en de tweede (die betrekking hebben op opvattingen over goed en kwaad) 'mores'. Het overtreden van mores is veel meer verbonden met schaamte en schuld en met sociale controle door middel van positieve sancties (beloningen) en negatieve sancties (straffen) dan het overtreden van folkways.

Hoe bindend de verschillende sociale normen zijn hangt van vele factoren af. Abma noemt er een aantal:

"De kans dat een actor zich aan de normen zal houden hangt af van:
1. de mate waarin de norm en de daarachter liggende waarden als juist erkend worden en verinnerlijkt zijn;
2. de mate waarin naleving van de norm wordt beloond (bijvoorbeeld acceptatie door de groep, status en vele andere positieve sancties);
3. de mate waarin naleving afgedwongen wordt (bijvoorbeeld in 'totale' instituties zoals een gevangenis of psychiatrische inrichting);
4. de mate van onbekendheid met alternatieven door gewenning en indoctrinatie;
5. de kans op ontdekking van de overtreding en de mate van bestraffing bij overtreding;
6. de voordelen die overtreding van de regel kan opleveren.

Iemand die een regel overtreedt zonder de regel te verwerpen, blijft normatief georiënteerd op de groep waartoe hij behoort; hij is slechts een zondaar. Daarentegen is iemand die een regel overtreedt omdat hij de regel onjuist acht een ketter, die zal trachten aansluiting te vinden bij een groep waarin de normen en waarden meer in overeenstemming zijn met de eigen opvattingen." ('Sociale norm' in L. RADEMAKER (1978) Sociologische encyclopedie, p. 469)

Het is met andere woorden niet zo eenvoudig voor een individu om zich te bevrijden van de sociale normen van de groep waartoe hij of zij in eerste instantie behoort. Temeer omdat de sociale normen van de primaire en secundaire socialisatie geïnternaliseerd zijn, dat wil zeggen: opgenomen en geïntegreerd zijn in iemands persoonlijkheid en haast als vanzelfsprekend aanwezig.

Ook is het om die redenen van socialisatie en internalisering te simpel om er van uit te gaan dat iemand zonder meer aansluiting kan vinden bij andere culturele of maatschappelijke groepen (nog even afgezien van de vraag of die andere groepen dat zo gemakkelijk toelaten). En dat geldt zelfs wanneer de gedragsregels van die groepen dicht liggen bij de sociale normen waarmee iemand - die zich los probeert te maken van zijn of haar eigen oorspronkelijke culturele of maatschappelijke groep - sympathiseert.

Vanuit hetzelfde perspectief is het te simpel om van andere groepen in de samenleving maar te verwachten dat ze zich aanpassen aan de sociale normen van de dominante groepen in de westerse samenleving. Hoe moeilijk die aansluiting is komt goed naar voren in het boek Over twee culturen - Uitsluiting en opportunisme (1982) van Hassan BEL GHAZI.

Ook hier blijkt dus dat een simpel relativisme met betrekking tot culturele en maatschappelijke groepen en hun sociale normen voorbij gaat aan een ingewikkelde realiteit waarin die normen niet zo betrekkelijk blijken te zijn. Over socialisatie en emancipatie schrijf ik elders meer.