>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Friedrich Nietzsche

Nietzsches Schopenhauer als Erzieher

Het gaat hier om een tekst waarin Nietzsche zowel de grote matheid van zijn tijd bekritiseert als de noodzaak van een 'hogere', een betere mens bepleit.

De grote matheid

De grote matheid van de jaren zestig én zeventig van de 19e eeuw — Nietzsche gebruikt letterlijk het woord 'Mattherzigkeit'; er is dus weer eens niets nieuws onder de zon —, die grote matheid uit zich volgens Nietzsche in de luiheid en de gemakzucht waarmee de mensen zich verstoppen achter conventies en openbare meningen zodat van hen niets overblijft dan buitenkant en massa.

Wat Nietzsche irriteert is het feit dat de mensen het geniale in zichzelf ontkennen en dat ze hun integerheid en eerlijkheid opgeven omdat dat zoveel lasten met zich meebrengt. Met als gevolg dat hij in zijn tijd geen 'artsen der mensheid', geen grote leraren of morele voorbeelden, kortom: geen 'unzeitgemäße' persoonlijkheden meer kan vinden.

Hij ziet dezelfde matheid bij geldmakers, politici, wetenschappers, filosofen en 'Bildungsphilister': iedereen is op de vlucht voor zichzelf en blijft daardoor hangen in een dierlijke toestand waarin men lijdt zonder te weten waarom.

Opvoeding en onderwijs

Een en ander heeft gevolgen voor de 'Bildung', voor de educatie: opvoeding, vorming, en onderwijs. Het lijkt er weliswaar op dat er in Duitsland veel aandacht wordt besteed aan die educatie, zegt Nietzsche, maar als je een beetje goed kijkt, zie je dat er alleen maar misbruik van wordt gemaakt.

Jonge mensen worden bedorven en in een verkeerde vorm geperst. Want voor de geldmakers betekenen educatie en kennis niet meer dan een manier om de behoeften van mensen op te voeren, zodat zij zelf meer kunnen produceren en meer geld kunnen verdienen. En natuurlijk moet er dan flink wat haast mee gemaakt worden.

Hetzelfde vinden de politici. Hen gaat het er om via de educatie zo snel mogelijk zo veel mogelijk 'courante mensen' te verkrijgen die trouwe onderdanen en gedienstige ambtenaren zullen zijn. Het gaat de Staat echt niet om een rustige educatie tot kritisch nadenken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de houding die zij inneemt tegenover de filosofie: ze stelt leerstoelen in, maar wil dan ook graag bepalen wat goede en slechte filosofie is. En 'goede filosofie' is voor de Staat uiteraard een niet-kritische filosofie.

Vandaar dat iedereen die universiteitsfilosoof wordt zijn vrijheid verliest en omwille van het brood op de plank niet meer de volle waarheid zal nastreven. Tenslotte zullen die filosofen een kaste vormen die de Staat legitimeert en zich afschermt voor elke denker die wél serieus op zoek is naar de waarheid. Dat afschermen gebeurt via doodzwijgen. Op die manier zal de filosofie geen kritisch tribunaal meer kunnen zijn ten aanzien van universiteit, Staat en maatschappij.

Moment, meningen en mode

Is het dus duidelijk dat de Staat niet werkelijk op educatie uit is, net zo min geldt dat voor mensen van wie je dat wél zou verwachten omdat ze zo veel praten over 'Bildung': de gegoede burgerij. Nietzsche heeft voor hen het woord 'Bildungsphilister' bedacht, omdat ze zich naar zijn smaak alleen maar op een leugenachtige manier met cultuur bezig houden. Hij noemt hen "de slaven van de drie M's", namelijk de slaven van moment, meningen en mode.

Op zoek naar de hogere mens

Nietzsche heeft dus nogal wat kritiek op zijn tijd, een kritiek die in grote lijnen overeenstemt met die van Schopenhauer zoals hij die formuleert in het opstel 'Über die Universitäts-Philosophie' (Parerga en Paralipomena I). Maar: Nietzsche geeft ook aan wat hij wél wil. Bij een wat meer gedetailleerde analyse van de tekst blijkt dat de begrippen 'leven' en 'natuur' hierin een grote rol spelen.

Wat Nietzsche wil is een bevrijding van een leven dat door al die leugenachtige conventies in het gedrang is gekomen. Het gaat hem om een 'hoger leven'. Dat hogere leven hoeft de mensen niet direct gelukkiger te maken. Het kan namelijk lijden met zich meebrengen waartegenover mensen een belangeloze heroïsche houding moeten aannemen, in die zin dat ze aan het lijden een duiding weten te geven die het zinvol maakt. Want het lijden moet aanvaard worden mét het leven. Het eigenbelang mag nooit richtsnoer zijn voor het handelen. Integendeel: Nietzsche geeft aan dat het er uiteindelijk zelfs om gaat dat het ik zijn lijdende leven niet meer individueel ervaart, dat het ik niets meer is dan meevoelen met het leven.

Nietzsche spreekt hier van 'Verwandlung', van 'höchste Menschwerdung', van verlossing van jezelf, van ogenblikken dat je niet meer weet wat het woord 'ik' betekent, van een doorbreking van je individuele grenzen, van een toestand waarin je voorbij je huidige liefde-/haatwaarderingen gaat. Met die metamorfose schaar je je in de orde van filosofen, heiligen en kunstenaars.

Cultus van het genie

Bij deze mensen - die filosofen, heiligen en kunstenaars - is op geen enkele manier sprake van 'Naturwidrigheit'. Integendeel: zij vormen de natuurlijkheid zelve, in deze mensen bereikt de natuur haar hoogste voltooiing. De natuur heeft die mensen nodig om zichzelf te verlossen, om tot verheldering van zichzelf, tot zelfkennis te komen. In hen komt datgene tot stand waarnaar de natuur streeft - zij het als een slechte huishoudster met veel verspilling.

Deze mensen vormen de beste exemplaren van de soort, zij zijn de genieën die rechter van alle dingen zijn. Zij representeren de onbewuste doelmatigheid van de natuur en staan voor het hoogste wat er bereikt kan worden: de ware cultuur. Zij zijn het die de dierlijkheid hebben overwonnen en een volledig inzicht hebben verkregen in de grondstructuren van het bestaan.

Wil er dus van cultuur en van echte educatie sprake zijn, dan moeten de genieën in wording alle kansen krijgen. We moeten aan de voltooiing van de natuur, aan het rijk van de 'verklärten Physis' meewerken. Het gaat Nietzsche niet om het geluk van de meesten, want getal zegt niets over kwaliteit. En aangezien het Nietzsche nu net om dat laatste gaat, die kwaliteit dus, moet al het streven er op gericht zijn de obstakels voor die 'einzelne große Menschen' uit de weg te ruimen.

Nietzsche neemt ook een beeld over dat hij letterlijk in Über die Zukunft unserer Bildungsanstalten gebruikt: zij die de grote mens voorstaan en hem tot steun willen zijn, moeten zich niet van het juiste pad laten afleiden door de grote massa van mensen die op een ander, breder pad loopt, ook al weten ze dat ze op dat smallere pad bloot zullen staan aan dezelfde gevaren als waaraan de hogere mensen blootstaan, namelijk eenzaamheid, vertwijfeling aan de waarheid, verharding, gevechten met het tijdsbeeld in jezelf.

Het gaat Nietzsche dus om een hogere mens, die hij hier ter ere van zijn leermeester 'de schopenhaueriaanse mens' noemt. Want alles wat hij over de hoogste mensen heeft geformuleerd, geldt voor hem ook voor Schopenhauer.

Schopenhauers integerheid heeft Nietzsche geleerd wat hij wil, en dat is iets wat volgens mij in heel zijn filosofie blijft terugkomen in termen als 'de voorname mens', 'de dionysische mens', 'de Übermensch'.